Werken aan schone voertuigen

Bericht openen

Het explosieveiligheidsdocument

Op grond van het Arbeidsomstandighedenbesluit of de Arbowet is de werkgever verplicht maatregelen te nemen dat gericht is de weknemers te beschermen tegen explosiegevaar. Zoals we op deze website en in andere blogs hebben uitgelegd, is er sprake van een mogelijk explosiegevaar omdat er brandbare gassen aanwezig zijn. Het doel van het explosieveiligheidsdocument is het bewijzen van het treffen van voldoende maatregelen om de risico’s ten gevolge van explosiegevaar zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te beperken. Er kan tijdens een controle van het bevoegd gezag ook gevraagd worden om een explosieveiligheidsdocument.

In dit explosieveiligheidsdocument is het volgende vastgelegd:

  • Beoordeling van explosierisico’s,
  • Indeling van gebieden waar explosieve atmosferen kunnen voorkomen in gevarenzones,
  • De technische en organisatorische maatregelen die genomen zijn in gevarenzones,
  • Op welke manier werknemers zijn geïnformeerd over de risico’s en de genomen maatregelen.

Het explosieveiligheidsdocument is eigenlijk een samenvatting van hoe met het explosiegevaar wordt omgegaan. Het is dan ook handig om dit aan het einde van het proces op te stellen, zodat het gehele proces kan worden vastgelegd. Dit wordt ook wel het borgen van het proces genoemd. Zo kunnen er geen twijfels ontstaan bij een controle van de inspectie.

Zero-e heeft uitgebreide ervaring met explosieveiligheidsdocumenten en is bekent met partijen die deze opstellen/uitwerken. We hebben al verschillende explosieveiligheidsdocumenten voor waterstof, LNG en CNG voorbij zien komen en weet waar het document aan moet voldoen.

Wilt u hier meer over weten? Neem dan contact op.

Bericht openen

In vijf stappen naar een veilige CNG werkplaats

Het kan tegenwoordig maar zo zijn dat jullie voertuigen in de werkplaats krijgt die een CNG/groengas/aardgas tank hebben. Vooral natuurlijk als je een Mercedes, Fiat, Iveco, Volkswagen of MAN dealer bent, maar tegenwoordig ook steeds vaker omdat partijen voertuigen ombouwen.

Moet je daar nu zenuwachtig van worden? In 2012 stond er een CNG bus in brand en tja, als je dan niet weet wat er kan gebeuren, dan is het best even schrikken. Maar ook als een monteur onzorgvuldig te werk gaat kan er wel eens wat fout gaan.

Wetgeving

“Maar daar heeft de Nederlandse overheid toch wel regels voor?”, hoor ik je denken. Ja en nee, zou ik zeggen. In Nederland kent men het Activiteitenbesluit. Dit besluit zegt met zoveel woorden (in afdeling 2.1 zorgplicht) dat een bedrijf welke activiteiten onderneemt die schadelijk kunnen zijn voor het milieu (waaronder ook risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen horen), hiervoor maatregelen moet treffen. Daarnaast kan het bevoegd gezag een maatwerkvoorschrift opstellen als de activiteit niet in het besluit genoemd staat.
Als een bedrijf met groengas voertuigen aan de gang gaat, dan onderneemt het bedrijf activiteiten die schadelijk kunnen zijn voor het milieu, dan wel die risico’s met zich meebrengen. Niet perse meer dan bijvoorbeeld LPG of diesel, maar wel andere risico’s.
In dit kader kan het bevoegd gezag dus besluiten dat hij maatwerkvoorschriften opstelt.

Bedrijfseigen richtlijnen

Normaal gesproken wordt de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 26, in het kort, de PGS26, hierbij als uitgangspunt genomen (zie www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl). Hierin wordt een aantal voorwaarden gesteld aan bedrijven die aardgasvoertuigen stallen en/of onderhouden. De crux met de PGS26 is dat deze niet altijd even makkelijk te implementeren is. je moet goed weten wat je doet en het beste is daarbij een bedrijfseigen richtlijn op te stellen en deze bij het bevoegd gezag te melden. Niet voor elke werkplaats heeft dit dezelfde, zware, implicaties.

Vijf stappen

Dus, hoe gaat men hier dan het beste mee om? Dat kan in de volgende vijf stappen.

Stap 1: Toetsing
In deze stap moet men inzicht krijgen in situatie van de werkplaats in relatie tot de PGS26. Daarbij onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de PGS26 in deze werkplaats toe te passen.

Stap 2: Werkvoorschriften en aanpassingen
Vervolgens moet men werkbare voorschriften opstellen, zodat er in de werkplaats veilig en efficiënt gewerkt kan worden. Dit in combinatie met en afhankelijk van welke fysieke aanpassingen (ventilatie en detectie) er aan het pand worden gedaan.

Stap 3: Training
Ook is het van belang medewerkers op de hoogte te brengen van de nieuwe situatie en ze bekend maken met alle facetten van groengas, met aandacht voor de veiligheidsaspecten en de BHV. Een aantal specifieke medewerkers moet getraind worden ten aanzien van de werkvoorschriften.

Stap 4: Informeren derden
Men moet zorgen dat verantwoordelijkheden daar komen te liggen waar ze horen (bevoegd gezag, arbodienst en verzekering) en borgen dat in de toekomst geen onduidelijkheden ontstaan.

Stap 5: Administratie en evaluatie
Zorgen dat ook in de toekomst direct toegang is tot alle benodigde informatie. Lering trekken uit het project.

Wie gingen hier al mee aan de slag?

Al heel wat bedrijven en werkplaatsen van overheden zijn hier mee aan de slag geweest. Ik noem er een paar: Nijwa VOLVO in Zwolle, WD-Trucks en Van Leeuwen MAN Truck en Bus, beide in Maasdijk, een zestal Scania vestigingen, waaronder Zwolle en Arnhem, Mercedes-Benz Dealer Bedrijven, de gemeente Nieuwegein en Connexxion.

Bericht openen

De NPR7910

De Nederlandse Praktijk Richtlijn nummer 7910 (verder: NPR 7910) staat voor de gevarenzone-indeling met betrekking tot explosiegevaar. De nieuwste versie daarvan stamt uit januari 2021. Omdat CNG, LNG en waterstof gassen zijn, beperkt deze blog zich tot het deel over gasexplosie.

De NPR 7910 geeft aanwijzingen in het voorkomen van brand en explosiegevaar bij het aanwezig zijn dan wel (per ongeluk) vrijkomen van explosieve gassen. Zowel CNG als LNG bestaat uit het explosieve gas methaan, dat kan ontsteken wanneer 4,4% van een volume lucht uit methaan bestaat. Waterstof kan al exploderen wanneer het een concentratie van 4% in een volume lucht heeft.

Wanneer in een gebouw meer dan 5 kilogram brandbare gas (i.e. CNG, LNG en/of waterstof) aanwezig is, verplicht het Arbeidsomstandighedenbesluit om een gevarenzone indeling te maken op basis van de NPR 7910. Dat geldt ook wanneer er in de buitenlucht meer dan 50 kilogram brandbaar gas aanwezig is. Het verschil met de PGS26 zit hem in dat de NPR 7910 in gaat op de materiële maatregelen van een werkplaats of stalling, waar de PGS26 ook in gaat op trainingen en andere organisatorische maatregelen. Daarbij is het zo dat de PGS26 voor een heel aantal materiële maatregelen verwijst naar de NPR 7910. Daarnaast gaat de PGS26 over CNG en LNG en is dus niet volledig toereikend voor waterstof.

De NPR 7910 gaat er in de basis van uit het voorkomen wordt dat brandbare gassen vrijkomen. Als deze gassen toch vrij (kunnen) komen, stelt de NPR 7910 dat maatregelen worden getroffen om de kans op ontsteking aanvaardbaar klein te maken. Deze maatregelen beperken zich tot de gebieden (ook wel zones genoemd) waar een explosieve atmosfeer kan optreden.

De richtlijn geeft dus een stappenplan voor het creëren van een veilige omgeving:

  1. Welke explosieve gassen zijn er, wat zijn diens eigenschappen en in welke regelmaat kan het vrijkomen?
  2. Wat zijn de eigenschappen van het gebouw of de omgeving van de gevarenbron?
  3. Welke gevarenzone kan bepaald worden en wat is de indeling daarvan?
  4. Welke maatregelen zijn er nodig met betrekking tot detectie en ventilatie?
  5. Welke maatregelen zijn er nodig met betrekking tot ontsteking?

Zero-e heeft geruime ervaring met het maken van een gevarenzone-indeling op basis van de NPR 7910 en de toepassing op het gebied van CNG, LNG en waterstof voertuigen. Wij weten de weg in het maatwerk en wat belangrijk is voor een werkplaats of stalling wanneer zij deze richtlijn wensen te implementeren.

Wilt u hier meer over weten? Neem dan contact op met Jelle Benders: benders@zero-e.nl / 06-414 22 808.

Bericht openen

De PGS26

De PGS26 staat voor Publicatierichtlijn Gevaarlijke Stoffen nummer 26. Het klinkt natuurlijk saai en voor sommigen zal dat ook zeker zo zijn, maar ik vind het heel leuk om mij hiermee mee bezig te houden. Dat is een richtlijn voor het veilig bedrijfsmatig stallen, onderhouden en repareren van motorvoertuigen die op CNG en/of LNG rijden (PGS-beheerorganisatie, 2020). Hiermee worden de risico’s van de CNG en LNG motorvoertuigen in kaart gebracht voor drie groepen:

  • Veiligheid en gezondheid van werknemers,
  • Veiligheid van de omgeving,
  • Brand- en rampveiligheid.

Op basis daarvan zijn weer doelen geformuleerd om deze risico’s zoveel mogelijk te voorkomen en/of te beperken. Deze doelen geven leven aan de maatregelen die een bedrijf kan nemen om te voldoen.

Ik zeg “kan”, omdat dit géén verplichting is voor bedrijven. Als er andere maatregelen zijn die de doelen behalen, dan mogen die ook genomen worden. Om hier een voorbeeld van te geven: een doel in de PGS26 is het afdoende voorbereiden op noodsituaties en incidenten. Een maatregel daarbij -zoals genoemd in de PGS26- is het beschikbaar en bereikbaar hebben van brandblusmiddelen en brandhaspels. Een andere maatregel die ook invulling kan geven aan dit doel, is het hebben van een noodplan, waar alle medewerkers van op de hoogte zijn door bijvoorbeeld jaarlijks een test te doen.

Voornamelijk bedrijven die CNG- en LNG-voertuigen onderhouden kloppen bij ons aan om invulling te geven aan de PGS26. Het grootste deel van die voertuigen zijn vrachtwagens, maar we hebben ook al bussen en trekkers gezien die op deze brandstoffen rijden. En eigenlijk is elk motorvoertuig dat op CNG en LNG rijdt, te beschouwen met de PGS26.

De laatste twee jaar komt ook een andere brandstof om de hoek kijken waar nog geen richtlijn voor is: waterstof. Deze beoordelen wij ook op basis van de PGS26, het is namelijk ook een explosief gas dat snel opstijgt wanneer het vrijkomt. Maatregelen die genomen moeten worden voor het veilig houden van de omgeving zijn dus bijna hetzelfde. Daar moet wel bij worden opgemerkt dat het andere eigenschappen heeft en daardoor op andere manier gedetecteerd en afgezogen moet worden. Daar houden wij uiteraard rekening mee.

Wat wij doen voor deze bedrijven is eigenlijk de richtlijn begrijpelijk en implementeerbaar maken. Vaak hebben zij geen idee wat ze moeten doen om deze voertuigen veilig te onderhouden, maar weten zij wel wat de gevaren zijn van CNG en LNG. Wij gaan dan met deze bedrijven in gesprek om allereerst te bepalen in welk deel van de werkplaats zij deze voertuigen willen onderhouden. Daarna doorlopen wij ons vaste proces.

Wilt u hier meer over weten? Neem dan contact op met Jelle Benders: benders@zero-e.nl / 06-414 22 808.

Scroll naar boven